dinsdag 2 november 2010

Les 4 Belichting & Witbalans

Les 4 Belichting en witbalans

*Belichting

Licht.
Juiste belichting is, naast compositie bepalend voor goede foto.
Verschillende soorten licht: zonlicht, bewolkt, lamplicht, TL, flits
Licht verschilt per jaargetijde
Licht verschilt per tijdstip. (soms per minuut bij bijv. zonsondergang)
Licht verschilt per plek: in de tropen is het veel sneller donker – minder tijd om een zonsondergang te fotograferen

Licht heeft vele eigenschappen die een fotograaf kan uitbuiten om een bepaald effect te bereiken.
Licht kan sterk of zwak zijn, het onderwerp van voren, van achteren of vanaf de zijkant belichten.
Licht reflecteert verschillend op verschillende oppervlakken.
Licht kan binnenkomen in een hoge of lage hoek. Hard, met donkere en duidelijke schaduwen of juist zacht, bijna schaduwloos of juist gespreid met schaduwen die er wel zijn, maar niet overheersen.

Net zoals de beroemde schilders heb je als fotograaf de macht om te schilderen met het licht en een bepaalde sfeer neer te zetten. Leren omgaan met licht is dus een enorm krachtig artistiek middel.

Beste tijd om te fotograferen is tijdens de Gouden Uurtjes. Dan is er veel strijklicht. Licht is laag en warm. Gouden Uurtjes zijn vroeg in de ochtend, laat in de middag.
Het gaat niet om de hoeveelheid licht, maar kwaliteit van het licht.
Dus niet perse overdag als de zon schijnt. Juist niet misschien!

Zonlicht = hard licht en is best moeilijk om in te fotograferen vanwege harde contrasten.
Veel detail gaat verloren
Als je recht tegen de zon in fotografeert (tegenlicht) is er altijd kans op overstraling of een verkeerde belichting. Overstraling kun je over het algemeen voorkomen door een goede zonnekap.
Het beste is om de camera in te stellen op spotmeting, dan meet de camera gerichter licht.
Als je iemand fotografeert met felle zon is het beter hem in de schaduw te fotograferen.

Voor zonsopgang wordt het landschap alleen verlicht door het licht in de lucht. Na zonsopgang wordt de kleurtemperatuur warmer; hoeveel warmer hangt af van bewolking en weer.

Bewolking
Onder bewolkte omstandigheden komen de natuurlijke kleuren beter uit, doordat de lucht een grote softbox vormt die het licht verspreidden. Licht wordt zachter.

Zware bewolking maken het licht zo zacht dat de schaduwen verloren gaan en de foto vlak lijkt en de kleuren vervagen.

Frontaal licht. Met de zon in de rug. Er gaat veel diepte verloren, gebouwen worden plat. Mensen knijpen met ogen.

Tegenlicht. Perfect om te oefenen tijdens de wintermaanden omdat de zon laag staat. En minder sterk licht. De lichtbron is in de foto vaak te zien als een heldere vlek of een sterke gloed rond het onderwerp, in mooi avondlicht kan tegenlicht het onderwerp helemaal omhullen. Doorzichtige onderwerpen zoals bladeren, kwallen, etc. krijgen bij tegenlicht een prachtige glans. het geeft een beetje een engelachtig effect en veel sfeer aan de foto. Belangrijk hierbij is dat het licht in een hoek staat zodat de gloed het haar en een deel van het gezicht raakt.
Grootste vijand van tegenlicht fotografie is lensflare, ongewenste reflecties van de lichtbron in de lens in de vorm van de diafragma opening of een waas over het beeld waardoor contrast wordt beperkt. Het ontstaat bij de glas overgangen in een objectief. Een objectief bestaat namelijk uit meerdere glasdelen om het licht op de gewenste plek (bij de sensor) te krijgen.

Overbelichting is een veelvoorkomend ‘probleem’ met tegenlicht.
Wat je doet is: je meet de belichting van achtergrond en onderwerp en zoekt zo de juiste belichting. Je moet stops overbelichten. Dit betekent echter wel dat je kans loopt dat de lucht wit uitgebeten raakt.
Evt. flitser gebruiken. Om lucht donker te behouden en onderwerp ook goed te zien. Voor meer contrast en kleur. Dit heet inflitsen.

Silhouetten
Tegenlicht wordt het meeste gebruikt voor silhouetten. Op het moment dat er een groot contrastverschil is tussen voorgrond en achtergrond (de lichtbron hoeft niet per se fel te zijn) en je het licht meet van de achtergrond en hier de correcte belichting op de camera voor instelt krijg je een silhouet. Het onderwerp wordt hierdoor helemaal zwart en verliest al zijn kleur. Het wordt dan ook belangrijk dat de vorm het oog aantrekt, normaal gesproken wordt hier de kleur voor gebruikt.

Randgloed
Als het licht schuin van achteren komt heb je minder snel een silhouet werking en zal de lichtbron het onderwerp in een hoek belichten. Hierdoor ontstaan lichte randen rond het onderwerp waardoor deze uit de achtergrond kan komen. Ook wel randgloed of haarlicht genoemd. Het onderwerp blokkeert voor een groot deel de lichtbron, maar door de hoek krijgt het licht wel de kans onderdelen van het onderwerp te belichten waardoor veel sfeer aan de scène wordt toegevoegd. Het helpt als je gebruik maakt van een donkere achtergrond, het effect wordt dan sterker en dramatischer. Manoeuvreer de camera zo dat de lichtbron om het onderwerp heen valt, maar dat er ook nog voldoende detail zichtbaar is.

Doorzichtig
Is een onderwerp een beetje doorzichtig en heeft het veel detail, dan is het tegenlicht de ideale manier om dit detail en de textuur van het onderwerp te tonen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan bladeren (met hun gedetailleerde nerven), vruchten, bloemen, etc. Het geeft vaak een heel natuurlijk effect.

* Licht meetmethodes optimaal toepassen
Je kan op verschillende manieren lichtmeten. De camera gebruikt meestal de algemene stand: meervelden meting. Maar dit kan nog preciezer. Dit is vooral handig als je in een situatie bent met veel licht verschil.
De camera “ziet” minder dat wij kunnen waarnemen in vooral contrastrijke licht/kleursituaties.
Dit betekent dat er bij het bepalen van de juiste belichting een keuze moet worden gemaakt.
 Door het beperkte dynamische bereik worden schaduwen sneller zwart weergeven op de foto, lichte delen worden sneller wit weergegeven.
Bijv. Wij zien de zwarte hond op de zwarte bank, maar de camera maakt er een grote zwarte vlek van. Al het zwart loopt dicht en details gaan verloren. Door verschillende lichtmeting toe te passen kan je zoveel mogelijk detail in de foto krijgen.
De meeste digitale camera’s hebben: meervelden meting, centrumgerichte meting en spot meting

Hoe kun je de verschillende lichtmeters in de camera optimaal toepassen?

Met behulp van de lichtmeter op de camera kun je de belichting instellen op die delen waarvan je het belangrijk vindt dat er voldoende detail zichtbaar is. Is 100% betrouwbaar
18% Grijs
Belangrijk om te bedenken bij dit verhaal is dat wat de camera als een normale belichting ziet en wat volgens de fotograaf de juiste/correcte belichting is niet gelijk hoeft te zijn.
De gemiddelde helderheid van een fotografisch onderwerp is middengrijs. 18%
De lichtmeter van de camera is hierop ingesteld, het middelste streepje meet een neutrale 18% grijs belichting. Over het algemeen krijg je hierdoor foto’s die redelijk wat detail laten zien in de donkere delen en ook redelijk wat detail laten zien in de lichtere delen van de foto (afhankelijk van je onderwerp en het aanwezige contrast).

Maar hierdoor loop je ook het risico dat de mooie kleuren (bijvoorbeeld bij een zonsondergang) wat onderdrukt worden, omdat de camera de neiging heeft een donkere scène lichter te maken, de zwarte vlakken neigen meer naar grijs. Omgekeerd heeft de camera ook de neiging een lichtere scène (bijvoorbeeld bij sneeuwval) juist donkerder te maken waardoor je grijze sneeuw in beeld krijgt.

In deze extreme gevallen komt het er meestal toch op neer dat de fotograaf een keuze voor onder- of overbelichting moet maken. Dit kan door het vergroten of verkleinen van het diafragma of het verhogen of verlagen van de sluitertijd met één tot twee stops.

Wat de camera meet om tot 18% grijs te komen wordt bepaald door de gekozen stand op de camera. De camera kan namelijk naar de gehele scène kijken (meervelden/matrix meting), naar een gedeelte van de scène met de voorkeur voor het midden (centrumgerichte meting) en alleen naar een heel specifiek deel (spot meting). De verschillende meetmethoden zijn geschikt voor verschillende omstandigheden, mede afhankelijk van de belichting die je wilt bereiken.
Meervelden meting Bij Nikon heet deze stand Matrix, bij andere merken camera’s Pattern of Evaluative.
Zoekt gemiddelde belichting. Camera herkent situaties, bijv. Landschap en zal compenseren. Bedenk wel dat de camera de situatie niet altijd goed zal inschatten, vooral in tegenlicht of hoog contrast omstandigheden.
Nadeel van deze methode is dat de camera niet per se weet wat het oog ziet en precies wil vastleggen, het is een interpretatie van de scène. Het is voor de fotograaf minder makkelijk te voorspellen hoe de belichting uit zal vallen, het is niet bekend waarop de camera zijn keuze baseert. In het merendeel van de gevallen zal dit echter goed uitvallen, het is de standaard instelling van de meeste camera’s.
Centrumgerichte meting Vrijwel alle camera merken noemen deze stand Center-weighted Average.
De centrumgerichte meting kijkt ook naar het gehele beeld, maar legt de nadruk op het midden, deze telt voor 60-80% mee. Het zit daarmee tussen de meervelden en spot meting in.
De camera past minder automatische correcties toe, waardoor je wel zelf meer rekening moet houden met hoe een scène onder- of overbelicht moet worden om het beste resultaat te krijgen.
Deze methode is goed geschikt voor spontane foto’s, documentaire, straatfotografie, etc.
Spot Meting Spot meting bij Nikon en Canon. Niet elke camera heeft deze stand, soms is Partial Metering (9% dekking) de fijnste methode.
Deze meetmethode komt het dichtste bij de losse lichtmeters waar je vooral studio fotografen veel mee zag lopen. Spot meting stelt de fotograaf in staat heel accuraat de belichting te bepalen, waar het eindresultaat bij andere meetmethodes soms minder goed te voorspellen is.
Hiermee kun je heel precies de juiste belichting bepalen voor een specifiek punt in de scène.
Spot meting helpt vooral bij moeilijke belichtingen, zoals scènes met een hoog contrast en sterke variatie in helderheid. Het idee is dat als een belangrijke toon in de foto correct wordt belicht, dat de lichttonen die volgen dan ook correct belicht zullen zijn.
Doortekening bij tegenlicht
Bij tegenlicht ontstaat er al vrij snel een silhouet, het omgevingslicht is veel helderder dan het licht dat nog op het onderwerp valt waardoor de camera geen doortekening (detail) in de donkere delen kan registreren. Door de spot meting stand in te stellen kun je er toch voor zorgen dat het onderwerp correct wordt belicht. Richt de camera direct op je onderwerp, bij voorkeur op iets wat neutraal belicht zou moeten zijn zoals iemands voorhoofd, en druk de sluiterknop half in om de belichting van dat deel te meten.
Zorg er vervolgens voor dat het lijntje op de lichtmeter in het midden komt te staan. De camera heeft nu bepaald dat dat deel van de foto middengrijs moet worden. Zet de belichting vast als je niet in de handmatige (M) stand fotografeert. Vervolgens maak je de compositie en druk je af. Als het goed is wordt je onderwerp nu goed belicht en in de omgeving verdwijnt het detail in wit. Is het beeld nog niet helemaal naar wens (te donker onderwerp), dan moet je waarschijnlijk nog extra overbelichten.
Silhouet
Ook voor het maken van een silhouet foto is de spot meter de aangewezen methode. Stel de spot meting stand in. Richt de camera eerst op de (lichtere) lucht (de middelste cirkel moet vallen op het deel dat je wilt meten) en stel hierop je belichting in. Op de meeste camera’s kun je de belichting vast zetten – als je niet in de handmatige (M) stand fotografeert – en vervolgens kun je de uiteindelijke compositie maken. Als het contrastverschil tussen lichte en donkere delen nog niet groot genoeg is, dan kun je door onder te belichten er voor zorgen dat het silhouet echt puur zwart wordt.
Gedeeltelijke Meting Vaak Partial Metering genoemd
Deze gedeeltelijke meting meet het middelste gedeelte van de scène, ongeveer 9%. Dit vlak is minder klein dan een spot meting, er wordt meer van het omgevingslicht meegenomen. Vooral een goede keuze als het omgevingslicht donkerder of lichter is dan het hoofdonderwerp, zo lang je onderwerp zelf niet heel licht of heel donker is. Als de camera geen spot meter heeft, dan is dit vaak de stand waarop je het dichtst op je onderwerp kunt meten.
Experimenteer met de verschillende belichtingsmethoden en pas ze toe.
In alle standen, behalve de volautomatische stand, kun je op elk gewenst moment onderbelichten of overbelichten om de camera bij te sturen. Vergeet ook niet de mogelijkheid om met je flitser extra licht in te flitsen in tegenlicht situaties (fill light). Als je in RAW formaat fotografeert kun je achteraf in een fotobewerkingsprogramma de belichting vaak nog wijzigen, maar probeer zo veel mogelijk al in de camera de juiste belichting toe te passen. 


* Wat is witbalans?
Het is je vast wel eens gebeurd dat je bij het fotograferen binnen een hele gele gloed over je foto kreeg. De kleuren zagen er onecht uit en het wit was gelig geworden. Dit heeft alles te maken met de kleurtemperatuur van de lichtbron waarmee je fotografeert en hoe dit licht op de camera valt. Gelukkig is dit vrij eenvoudig, al in de camera, te corrigeren. We kijken naar de witbalans instelling van de camera.
Het idee achter witbalans is dat je de kleuren in de foto corrigeert rekening houdend met het licht waarin de foto werd genomen. Niet alle typen licht leveren namelijk dezelfde typen kleurverdeling op in het lichtspectrum. Wij zien dat niet altijd, omdat onze hersenen de verschillende kleuren automatisch compenseren (we weten dat een vel papier wit is, dus we zien het ook als wit), maar een camera is hier veel gevoeliger voor. Hierdoor kan het gebeuren dat ondanks dat wij wit TL licht zien dat de camera een blauwe waas op de foto tovert. Gloeilampen produceren vooral licht in het rode en gele deel van het spectrum en daarom krijg je gele/oranje foto’s als je binnen zonder flits fotografeert. Met de witbalans stellen we in welke delen van de foto echt wit zijn en dus wat de neutrale kleur is.
Drie primaire kleuren (niet blauw, rood en geel, maar Rood, Groen en Blauw = RGB) vormen in de sensor het witte licht dat wij midden op de dag zien. Afhankelijk van de belichting komen deze kleuren in verschillende verhoudingen voor waardoor de foto een rode of juist blauwe gloed krijgt. Bij een hoge kleurtemperatuur is er meer blauw licht, bij een lage kleurtemperatuur is er meer rood licht. Lichttemperatuur wordt gemeten in Kelvin. 5600 Kelvin is het gemiddelde voor midden op de dag zonneschijn. Hoe hoger de Kelvin waarde, hoe blauwer het licht. Deze schaal werkt dus tegenovergesteld, hoe hoger het getal hoe blauwer het licht.
Witbalans instellingen
Bij analoge fotografie werden deze kleurtemperatuurverschillen gecompenseerd door verschillende typen film of filters te kiezen. In dit digitale tijdperk is dit echter makkelijker aan te passen, met de witbalans stand op de camera kunnen we deze kleuren compenseren. We vertellen dan bijvoorbeeld aan de camera welk object van de foto wit is. De camera berekent dan het verschil tussen de kleurtemperatuur op het object en de neutrale waarde die het zou moeten bevatten en compenseert alle onderdelen van de foto met dat verschil.
Wordt een foto bijvoorbeeld genomen in schaduw omstandigheden – hierin valt meer blauw licht op de sensor – zal doordat we schaduw witbalans hebben gekozen de camera het blauwe licht gedeeltelijk compenseren door meer rood toe te voegen zodat er een neutrale foto uit komt. Voert licht van een gloeilamp de boventoon voert, dit betekent dat geel licht de boventoon voert en dat er minder blauw en ook groen licht (van RGB, Rood Groen Blauw) op de sensor valt, dan zal de camera hier rekening mee houden en koeler (blauw) licht toevoegen, waardoor de foto er toch redelijk normaal uit komt te zien en de witte delen echt wit zijn.
Handmatige witbalans
Met behulp van een wit vel papier kunnen we de camera helpen met de instelling. De meeste geavanceerde camera’s hebben een mogelijkheid om handmatig de witbalans in te stellen (dus niet via de voorgeprogrammeerde opties). Je richt de camera dan op het witte vel (die wordt schuingehouden, zodat het licht van de omgeving op de kaart valt) en vult het hele beeld er mee. Vervolgens druk je op de Witbalans knop (controleer je handleiding) en wordt vanaf dan elke foto met die waarden gecompenseerd.
Het is wel wat lastig om elke keer die instelling te moeten doen, dus op je camera heb je ook al vooringestelde waarden. Zonlicht, bewolkt, schaduw, gloeilamp licht, etc. Afhankelijk van de omstandigheden geef je de compensatie aan. Over het algemeen zullen de witbalans instellingen al een redelijke correctie opleveren, maar het resultaat zal niet altijd perfect zijn. Niet alle lichtomstandigheden zijn namelijk hetzelfde, avondzonlicht is anders dan zonlicht overdag, gloeilampen geven verschillende kleuren afhankelijk van het merk en de leeftijd van de lamp, etc. Het wordt ook wat lastiger bij licht van twee lichtbronnen, je moet dan kiezen voor een lichtbron of een waarde ergens in het midden kiezen.

 Creatief
Zoals met alle handmatige instellingen in de fotografie kunnen we de opgedane kennis creatief inzetten om mooie effecten te bereiken. Bij zonsondergangen kunnen we bijvoorbeeld er voor kiezen om expres schaduw in te stellen bij het nemen van de foto zodat het blauwe licht er nog meer wordt uitgefilterd en de foto meer naar rood neigt. Vooral aardig bij toch al rode luchten. Of er juist voor kiezen meer blauw licht toe te voegen om een koel of ‘clean’ beeld te bewerkstelligen.
Conclusie
Over het algemeen zal de automatische witbalans instelling prima werk doen. Zowel binnen als buiten en in verschillende lichtomstandigheden. Ben je dan nog niet tevreden over de lichttemperatuur, dan kun je een van de voorkeursinstellingen kiezen. Bevalt het dan nog niet, dan kun je er uiteindelijk ook voor kiezen om een meting te doen of een bewerking in een grafisch bewerkingspakket. Vergeet vooral niet te experimenteren en onorthodoxe instellingen te kiezen. Met een enkele verandering van de witbalans kan de hele sfeer van de foto op slag veranderen.

Opdracht.
Experimenteer met verschillende licht omstandigheden, zoals daglicht en TL licht; direct licht, tegenlicht of randgloed.
Pas de verschillende manieren van lichtmeting toe en meet de witbalans. Probeer handmatig de witbalans in te stellen. Probeer dingen uit: Gebruik het wolkje bij zonlicht of gebruik het zonnetje bij binnenlicht.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.