woensdag 13 oktober 2010

Les 2 Diafragma en scherptediepte

Les 2 Wat is eigenlijk het diafragma?

* Bij het maken gaat het om de juiste balans tussen SLUITERTIJD & DIAFRAGMA.
* De sluiter staat een bepaalde tijd open (= sluitertijd), en in die tijd komt er een bepaalde hoeveelheid licht door de lens (= diafragma).

* Het diafragma is een ronde opening achterin de lens, die regelt hoeveel licht er doorgelaten wordt, en je kunt de scherptediepte er mee regelen.
* Het is vergelijkbaar met de PUPIL van het oog. Deze wordt groot als het docker is, klein als het licht is.
* Door de opening ervan te veranderen, verandert de hoeveelheid licht die op de sensor valt. Een kleiner diafragma (f11) levert een grotere scherptediepte.
Scherptediepte is het gebied dat scherp wordt afgebeeld.
De hoeveelheid licht die op de sensor valt bepaalt hoeveel scherptediepte er in de foto zit. = Ccreatieve manier van fotograferen

Diafragmawaarde
* De DIAFRAGMAWAARDE heten F STOPS
De meest gebruikte diafragmawaarden zijn F/1,4 - 2 - 2,8 - 3,5 - 4 5,6 - 8 - 11 - 16 - 22-32.
Bij elke stap van links naar rechts wordt de helft van de hoeveelheid licht doorgelaten.
Makkelijker gezegd: hoe groter het getal, hoe kleiner de diafragma opening, hoe minder licht wordt doorgelaten.
* MODERNE camera’s, waar het diafragma in de camera body wordt ingesteld, hebben een schaal met kleinere stappen van een halve stop – maar vaker 1/3 stop. Om een hele stop te springen gaat het diafragma dan 3 plekken naar links of rechts. Voor 1/3 is gekozen, omdat de ISO lichtgevoeligheid ook met 1/3 stops gaat. Op moderne camera’s zie je dus vaak deze schaal:
f/1 | f/1.1 | f/1.2 | f/1.4 | f/1.6 | f/1.8 | f/2 | f/2.2 | f/2.5 | f/2.8 | f/3.3 | f/3.5 | f/4 | f/4.5 | f/5 | f/5.6 | f/6.3 | f/7.1 | f/8 | f/9 | f/10 | f/11 | f/13 | f/14 | f/16 | f/18 | f/20 | f/22


Klein diafragma (hoge f waarde)
* Bij een KLEIN DIAFRAGMA (vanaf f/11) krijg je weinig licht naar binnen en heb je een lange sluitertijd nodig om een scherpe foto te krijgen. = ALLE SCHERP – GOED VOOR LANDSCHAPS FOTOGRAFIE

Bij een kleiner diafragma (uitgedrukt in een hoge f/ waarde) valt er weinig licht op sensor en neemt de scherptediepte toe. Dit betekent bijvoorbeeld dat je in een landschap ook de achterste rij bomen scherp hebt. Doordat er door de kleinere opening minder licht op de film of lens valt neemt echter ook de sluitertijd toe. De lens moet het licht langer op de sensor laten vallen om de foto genoeg te belichten, er moet licht van verder weg in het beeld de lens bereiken. Hiermee neemt ook de kans toe dat je bewegingsonscherpte krijgt als je de camera beweegt. Een heel klein diafragma is bijvoorbeeld f/18 en f/22, maar we spreken al over klein bij rond de f/10.

Groot diafragma (kleine f waarde)
* Bij een groot diafragma (f/2.8) krijg je veel licht naar binnen en heb je aan een korte sluitertijd genoeg. = GOED VOOR MACRO OF PORTRET
* Bij een groter diafragma (uitgedrukt in een kleine f/ waarde) valt er juist VEEL LICHT op de lens en krijg je veel SNELLER ONSCHERPTE in de achtergrond van je foto. Hierdoor springt het onderwerp als het ware naar voren naar de kijker en geef je daarmee dus extra aandacht aan het onderwerp.
INZOOMEN = GROTER EFFECT
Goed focussen is dan erg belangrijk.
Een vol open diafragma is bijvoorbeeld f/1.4 of f/2.8.
Dus:
Bij een KLEIN DIAFRAGMA krijg je weinig licht naar binnen en heb je een LANGE SLUITERTIJD
Bij een GROOT DIAFRAGMA heb je een laag getal, krijg je veel licht naar binnen en een KORTE SLUITERTIJD

Diafragma en Sluitertijd
* Het diafragma werkt in stappen, elke stap heeft een halvering van het licht tot gevolg, en heeft een één-op-één relatie met de sluitertijd.
Als je het diafragma kleiner maakt (minder licht), moet je om dezelfde belichting van het onderwerp te krijgen de sluitertijd verlengen. Laat het diafragma meer licht door dan moet de sluitertijd worden verkort om dezelfde belichting te krijgen. Zo heb je (afhankelijk van de hoeveelheid licht die beschikbaar is) de mogelijkheid om te kiezen voor een bepaalde scherptediepte van een scene.
Als je op f/18 wilt fotograferen om de scene van voor tot achter scherp vast te leggen, dan zul je merken dat je bij donkere omstandigheden al snel een hele lange sluitertijd krijgt en dat een statief dan onontbeerlijk wordt.
STATIEF = HANDIG BIJ BEPERKT LICHT EN VEEL SCHERPTEDIEPTE
Diafragma-prioriteit AV of A van Aperature = engels voor diafragma
Door deze functie in te schakelen kun je met een instelwieltje of via het menu een f waarde selecteren waarbij de camera er zelf voor zorgt dat de goede sluitertijd er bij wordt gezocht zodat je foto niet wordt onderbelicht (te donker beeld) of wordt overbelicht (te fel beeld).

Scherptediepte
Scherptediepte is het gedeelte in het beeld wat scherp is.
Naast diafragma zijn er nog twee andere factoren die de scherptediepte bepalen:
AFSTAND: hoe dichterbij, hoe minder scherptediepte
BRANDPUNTAFSTAND: hoe groter de lens, hoe minder scherptediepte.
Dus, groothoeklens = veel scherptediepte
Zoomlens = weinig scherptdiepte
Compact camera’s hebben over hat algemeen veel scherptediepte.
Bokeh
Fotografen hebben een term om aan te geven dat de scherptediepte (eigenlijk het onscherpe deel van de foto) mooi is. Ze hebben het dan over een goede of slechte bokeh, maar beter kun je spreken van een aangename of onaangename bokeh. Bokeh is afkomstig uit het Japans en benoemt de kwaliteit van de onscherpte. Over het algemeen wordt het het meest gewaardeerd als je bij een grote onscherpte kleine cirkeltjes kunt zien.
Het diafragma maakt gebruik van lamellen om een grotere of kleinere opening te bereiken. Deze lamellen liggen over elkaar heen, hoe meer lamellen worden gebruikt hoe hoger de kwaliteit van de onscherpte. Als er minder lamellen zijn gebruikt zie je dit in de bokeh terug, de rondjes zijn dan hoekiger.
Objectieven
De f waarden komen terug in de specificaties van objectieven (in het geval van compactcamera’s horen ze ook bij de camera), ze geven de maximum opening en minimum opening van het diafragma aan.
De lichtsterkte van de lens is. Gelukkig zetten de fabrikanten dit duidelijk op de doos en de lens zelf. Een 28-135mm lens kent bijvoorbeeld de toevoeging f/3.5-5.6. Dit betekent dat bij de grootste hoek van 28mm de maximale opening van het diafragma 3.5 is, bij de meeste inzoom op 135mm is dit ‘nog maar’ f/5.6.
Formule:
f-waarde = brandpuntsafstand / diameter opening.
Voorbeeld: 100 mm lens met een openingsdiameter van 25 mm.
f-waarde = 100/25 = 4. Dit is f-waarde of f-stop (relatief diafragma)

Deze "relatieve" diafragma waardes worden F-waardes of F-stops genoemd. )

Opdracht:
Fotografeer een object vanuit verschillende standpunten, maar zodanig dat het voor de kijker niet
meteen zichtbaar is, wat het object is.
Speel met het diafragma. Zet de camera op M of AV (A).
Denk aan de scherptediepte.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.